Gebied & De Wijs zien zichzelf als tolk/vertaler verbindend in het ontwikkelingsproces.
Ter illustratie, de vertaling als bekend in Van Dale's woordenboeken:
Gebied
ge·bied het; o -en 1 streek, land (waarover men heerst) 2 onderdeel ve groter geheel: een deskundige op bijv. sportgebied
ge·bie·den gebood, h geboden 1 de baas zijn; heersen 2 bevelen, gelasten
De Wijs
1wijs, wij·ze de; v(m) wijzen 1 manier van doen: bij wijze van proef; geneeswijze, werkwijze 2 gewoonte, gebruik: het is maar bij wijze van spreken zoals men zegt 3 melodie: een vrolijk ~je; op de ~ vh Wilhelmus; iem vd ~ brengen in de war, van streek maken 4 (taalk) verhouding vd inhoud vd zin tot de werkelijkheid volgens de voorstelling vd spreker: de aantonende, aanvoegende, gebiedende, onbepaalde ~
2wijs bn, bw; wijzer, -t verstandig, door ervaring geleerd; van gezond verstand, van goed overleg getuigend: een ~ besluit; ergens wijzer van worden a) leren van iets; b) geld verdienen aan iets; hij is niet goed ~ niet goed bij zijn verstand
wij·zen wees, h gewezen 1 tonen (door de wijsvinger in een bep. richting te steken): iets vd hand ~ afwijzen 2 (een) vonnis ~ vellen, uitspreken